Alhoewel beeldende kunst soms kan uitnodigen tot filosofische reflectie, lijken filosofie en tekenkunst fundamenteel twee verschillende dingen te zijn. Filosofie gaat over abstracte concepten, vaak onzichtbare fenomenen en speelt zich hoofdzakelijk af in de taal. Het andere gaat over het zichtbare en het tastbare. Natuurlijk kunnen ze elkaar wel beïnvloeden en soms zelfs aanvullen. In de afgelopen jaren maakte ik drie tekeningen die zijn geïnspireerd door filosofische thema’s zoals identiteit, de zin van het leven en vreemde lussen. Ze hebben titels gekregen die zijn ontleend aan verhalen en overleveringen uit de klassieke Griekse cultuur.
Ouroboros (afbeelding boven)
Ouroboros, de slang die zich in zijn eigen staart bijt, is een eeuwenoud symbool dat in verschillende culturen voorkomt. Het staat voor oneindigheid of de cyclische aard van de natuur. In meer filosofische zin symboliseert het recursieve, zelf-refererende structuren. Het Droste-blikje, waarbij de afbeelding een afbeelding van zichzelf bevat (die weer een afbeelding van zichzelf bevat, enz.) is misschien het meest bekende voorbeeld van zelfreferentie. Dergelijke structuren zijn afhankelijk van een voorgaande, soms simpeler versie van zichzelf. Je komt het ook tegen in de beroemde paradox van Epimenides: ‘Een Kretenzer zegt dat alle Kretenzers liegen’.
Een ander voorbeeld is het denken over je eigen denken. Het is onmogelijk om buiten je eigen denken te stappen en als een buitenstaander je eigen denken te bestuderen. En helaas heeft niemand anders dan jijzelf toegang tot je gedachten. Dus om je eigen gedachten te bestuderen ben je afhankelijk van je eigen gedachten, waardoor je in een vreemde lus terechtkomt.
Sisyphus
Volgens de mythe daagde Sisyphus de goden uit en werd vervolgens door ze gestraft. Hij moest een zwaar rotsblok een berg op tillen die iedere keer als de top was bereikt weer naar beneden viel. Dit herhaalde zich voor eeuwig. In het gelijknamige essay uit 1942 van filosoof Albert Camus wordt dit verhaal gebruik als illustratie voor het absurde van het leven. Volgens Camus is het belangrijkste filosofische probleem van de moderne mens de zelfmoord: het oordelen of het leven wel of niet de moeite waard is geleefd te worden. Alleen een mens die het absurde van de moderne wereld erkent, een wereld in een onverschillig en betekenisloos universum waarin geen absolute waarheden of moraal bestaan, zal in staat zijn zich te vrijwaren van of de zelfmoord of de dogmatische illusie van religie.
Theseus
Het Schip van Theseus is een beroemd gedachten-experiment. Het komt voor in de geschriften van de Griekse filosoof Plutarchus (ca. 46-120 n. Chr.). Het gaat als volgt. Stel, een schip vertrekt uit de haven om een lange reis te maken. Tijdens de reis gaat er regelmatig iets kapot aan het schip en dan moeten de onderdelen vervangen worden door nieuwe. Als het schip weer arriveert in de thuishaven zijn er zoveel reparaties en vervangingen gepleegd dat er geen originele onderdelen meer aan het schip zitten. Is het dan nog hetzelfde schip, of is het een ander schip?
En als alle originele onderdelen van het schip bewaard zijn gebleven, vroeg de filosoof Thomas Hobbes zich af in de 17e eeuw, en daarmee een nieuw schip wordt gebouwd, is dat dan een compleet ander schip? Of is het hetzelfde schip als die vertrok uit de haven?
Deze vragen hebben betrekking op identiteit. In een menselijk lichaam worden om de zo veel tijd alle cellen vervangen door nieuwe. Maar hoe is het mogelijk dat als mijn lichaam voortdurend uit nieuw materiaal bestaat, dat ik toch mijzelf blijf? Is mijn idee over mijn identiteit misschien een illusie? Of kleven er aan het materialisme toch een aantal onopgeloste vraagstukken die idealistisch opvattingen wel kunnen beantwoorden? Had Plato toch een aantal goede punten met zijn vormleer en participeren ook identiteiten in eeuwige en onveranderlijke ideeën? Of liggen de antwoorden in de wijze waarop de complexe structuur DNA werkt, dat immers de blauwdruk is van lichaamscellen?
De vreemde lus van het kijken en denken
Je kunt je afvragen of het zinvol is om bij bovenstaande tekeningen een dergelijke uitleg te geven. Het is natuurlijk voor sommigen leuke achtergrondinformatie, maar als je een tekst nodig hebt om een beeld te begrijpen, wat is dan de kracht van beeldende kunst?
Over het algemeen zijn beeldend kunstenaars geen liefhebber om taal en beeld door elkaar te gebruiken. In de wereld van de beeldende kunst leeft het idee dat het visuele een ander domein bestrijkt van de menselijke cognitie dan taal. Taal geeft toegang geeft tot een logische en rationele interpretatie van de werkelijkheid door de dingen en gebeurtenissen te voorzien van namen en tijd- en plaatsduidingen. Beeldende kunst geeft ons toegang tot een andere vorm van kennis dan wetenschappelijke of filosofische kennis. Kunstenaars zoals Kandinsky of Mondriaan en filosofen zoals Maurice Merleau-Ponty pleiten voor dit idee.
Misschien heeft dit te maken met een achterhaald idee over de specialisatie van de menselijke hersenhelften. Volgens dit idee is het linkerbrein verantwoordelijke is voor logische, talige en wiskundige taken en het rechterbrein holistischer, ruimtelijker, emotionelere en intuïtiever is. Maar dat is een enorme simplificatie van hoe de beide hemisferen omgaan met cognitieve functies: in werkelijkheid is er niet een hersenhelft specifiek verantwoordelijk voor genoemde functies. Het is dan ook onjuist om te beweren dat beeldend kunstenaars voornamelijk hun rechterhersenhelft gebruiken terwijl wiskundigen hun linker hersenhelft gebruiken.
Anderen stellen weer dat beelden op zichzelf geen betekenis of kennis bevatten en dat wij voor het begrip van beelden juist afhankelijk zijn van teksten. Bijvoorbeeld de uitleg van kunstenaars zelf of van kunsthistorici. Niettemin zijn bepaalde soorten informatie en kennis enorm geschikt om ze in beeldvorm te gieten. Plattegronden, bouwtekeningen en andere infographics bijvoorbeeld. Vaak heeft deze informatie toch al betrekking op zintuigelijke en visuele fenomenen in onze omgeving. De beelden die we daarvoor gebruiken hebben een causale of mimetische relatie met elkaar: een foto van de koning heeft een directe relatie met de koning, en iedereen weet dat
Maar met abstractere kennis ligt dat lastiger. Vaak moeten we afspreken wat een bepaald symbool, zoals in het geval van verkeersborden, algebra, predicaten-logica of notenschrift, omdat er tussen het symbool en datgene waar het naar verwijst geen explicatie relatie bestaat.
Ik vind beide opvattingen – dat taal en beeld verschillende epidemische domeinen bestrijken of dat beelden zonder tekst geen betekenis hebben – onbevredigend. Ik zou niet alleen stellen dat taal en beeld beiden appelleren aan rationeel-logische en emotioneel-intuïtieve aspecten van de cognitie, maar dat we ze beiden door elkaar te gebruiken om de wereld te ervaren en te begrijpen.